Algemeen
Eerste hulp is de allereerste verzorging van een dier dat lijdt aan de gevolgen van een ongeval of een plotseling ontstane ziekte.
1. Bewaar rust en kalmte
Wanneer we met een ongeluk te maken hebben praten we over tal van emoties die ons dreigen te overspoelen. Heel logisch en begrijpelijk. Wanneer we echter hulp moeten bieden is het belangrijk dat we “even” die emoties opzij zetten. Blijf kalm.
2. Probeer snel en efficiƫnt te werken
Zorg dat er een duidelijke rolverdeling is. Controleer of de dierenambulance al gebeld is, zorg voor een deken, organiseer verband etc. kortom doe iets zinvols. Hebt u geen taak meer, ga dan weg. Dat bevordert het overzicht voor degenen die wel een taak hebben.
3. Werk volgens een vast schema
Wanneer we bij een dier aankomen, willen we in een zo kort mogelijk tijd weten hoe hij eraan toe is. Hiervoor is het SPAR-schema ontwikkeld. De letters staan voor:
- S = slijmvliezen
- P = pols
- A = ademhaling
- R = reflexen
Slijmvliezen
Kijk met name aan de binnenzijde van de lip. Het slijmvlies kan verschillende kleuren hebben; bijvoorbeeld:
- geel: bij geelzucht (meestal geen spoed)
- veel te rood: koolmonoxide vergiftiging (plus rode tong)
- blauw: zuurstof tekort (dier vecht om adem)
- bleek: bloedarmoede door bloedverlies of a.g.v. een shock
Pols
Wij voelen de pols bij een dier aan de liesslagader (of halsslagader). Hoog in de liezen voel je een klein strengetje, voorzichtig voelen, druk je te hard, voel je geen pols meer. De pols kan afwezig zijn doordat het bloedvat verstopt is a.g.v. een ernstig trauma. Voel bij twijfel altijd naar de centrale pols: het hart. Dit doen we net achter de ellebogen op de borstkas met de platte hand. Wat beoordelen we bij de pols: – of de pols krachtig is of zwak (moeilijk te vinden en te voelen)- het is belangrijk om het aantal polsslagen te tellen om te weten of de pols regelmatig is.
Normale frequentie:
- Kat: 120 – 180 / min
- Hond: 60 (groot) – 120 (klein) / min
Ademhaling
Controleer of het dier kan ademen. Trek eventueel de tong naar buiten om in de keel te kijken. Als het dier ademt, wat is dan het adempatroon: regelmatig of snel en onregelmatig. Normaal: frequentie 10 – 30 x per minuut met borst – buik ademhaling.
Reflexen
Bij het beoordelen van de reflexen kijken we vooral naar de kopreflexen die wat zeggen over het bewustzijnsniveau van het dier. Reageert het dier op roepen?, reageert hij op een dreigreflex (abrupte beweging met wijsvinger naar de oogbol behoort onmiddellijk te worden gevolgd door het knipperen met de oogleden) of ooglidreflex (aantikken van de kophuid wordt gevolgd door knipperen van de ogen).
Meer adviezen kunt u vinden door onderstaand document te downloaden: Spoed EHBO voor uw huisdierWW